100 jaar robots, van Spaanse Griep tot Covid-19

Robots veroveren steeds meer een sociale plek in ons leven. Ook in de zorg lijken ze hard op weg naar een toekomstige rol binnen de dagelijkse zorg- & dienstverlening. Maar hoe lang zijn robots al onder ons en welke rol speelt kunstmatige intelligentie bij de inzet van robots in de zorg? Tijd voor een tweeluik over de ontwikkeling van sociale robotica in de afgelopen 100 jaar. Waar komen robots vandaan en waar staan we nu als het om robots in de zorg gaat? In dit eerste deel blik ik graag met u terug. Zo zullen we zien dat er tastbare aanknopingspunten liggen vanuit die historie met de huidige én toekomstige toepassing van robots in de zorg.

Het jaar 2020 zullen we niet snel vergeten. Dit met dank aan de coronacrisis, die onze maatschappij mogelijk voor altijd zal veranderen. We zijn ons eens te meer bewust geworden van de kwetsbaarheid van onze gezondheid en van onze economische keuzes. De impact op de zorgsector is groot en geeft ons meer stimulans dan ooit om zorginnovaties versneld door te voeren. Zo'n honderd jaar greep de Spaanse griep nog verwoestender om zich heen. Alleen al in Nederland overleden naar schatting 38.000 mensen. Sindsdien is er heel veel gebeurd. Vlak na de Spaanse griep werd zelfs de basis voor ons huidige zorgsysteem gelegd. Tevens bracht de afgelopen honderd jaar enorme technologische vooruitgang, waaronder de robot. Exact honderd jaar geleden werd voor het eerst de term 'robot' geïntroduceerd. Sindsdien maakte robotica en later kunstmatige intelligentie een snelle opkomst. Tijd om eens stil te staan bij dit bijzondere fenomeen. Waar staan we vandaag de dag als het om robots gaat in ons leven en de maatschappij? Loopt Nederland voorop in de toepassing ervan? En heeft de coronacrisis gezorgd voor een extra stimulans om met robots te gaan experimenteren?

Robots en hun historie
Eerst een stukje historie over honderd jaar robots en kunstmatige intelligentie, twee nauw verbonden zaken. De term robot duikt voor het eerst op in het Tsjechische toneelstuk R.U.R. in 1920. Daarin worden fabrieksarbeiders vervangen en uiteindelijk uitgeroeid door efficiëntere mensachtige machines. In 1939 veroorzaakt Electro een sensatie op de wereldtentoonstelling in New York. Een stalen skelet met tandwielen en een motor, gehuld in aluminium. Hij voedt de groeiende fascinatie van mensen voor robots. En in een film uit 1940 doet Roll-Oh de robotbutler wat elke huisvrouw maar wil: alles in het huishouden. We zien een grote mechanische robot, slechts een dagdroom. Sindsdien zijn robots een groot deel van ons leven geworden. In 2020 delen we de aarde met zo'n negen miljoen robots. Drie miljoen daarvan werken in fabrieken. 1.400 zelfrijdende auto's vinden we op de weg in alleen al de VS. Ook in de zorg vinden we de robots in groeiende mate. Met bijna 5.000 Da Vinci chirurgische robotarmen worden patiënten mondiaal geopereerd in ziekenhuizen. Naarmate robots slimmer, sneller en sterker worden, verbeteren ze ons leven.

Angst voor vervanging
In 1961 grijpt General Motors de mogelijkheden van industriële robotarmen aan voor de auto-industrie. Unimates komen in Amerika aan de lopende band te staan. Al snel staan efficiënte robots overal in fabrieken. In 1966 maakt Nokia voor het eerst robotarmen voor Scandinavië en Oost-Europa. En in 1969 volgt Kawasaki op de Aziatische markt. Europa volgt in 1970 met vele autofabrikanten. Maar Japan omarmt de nieuwe technologie pas echt. In 1981 werkten er 6.000 robots in autofabrieken in heel Japan. Dat waren er toen ter vergelijking, nog geen 400 in het Verenigd Koninkrijk. Hiermee ontstond een groot verschil in concurrentie: de robots in Japan werkten 24/7 en maakten de import van Japanse auto's een stuk voordeliger. In het Verenigd Koninkrijk waren fabrieksarbeiders destijds fel tegen de komst van robots in fabrieken, vanwege de hoge werkloosheid en angst om vervangen te worden door robots. Als echter in 1983 Unimation een fabriek opent in het Verenigd Koninkrijk, blijken de robots de Britse auto-industrie wel degelijk concurrerender te maken en banen te creëren. Een mogelijke wake-up call voor ons huidige denken in de zorg? In plaats van de angst voor de overname van de zorg door onpersoonlijke robots, vullen we bij voorbaat wellicht al te veel in. Zouden robots niet juist een 'missing link' kunnen vormen in de zo hard benodigde zorgtransformatie?

Kunstmatige intelligentie
Toch zijn de robots in die jaren op de werkvloer nog grotendeels blind, doof en stom. Als ze mensen moeten helpen met ingewikkelder werk, moeten ze voor zichzelf leren denken. Ze hebben kunstmatige intelligentie nodig: software die zichzelf kan schrijven, waardoor computers van data uit hun omgeving kunnen leren. In de jaren zestig onderzoekt men al de mogelijkheden van robots met kunstmatige intelligentie. In 1972 introduceert het Stanford Onderzoeksinstituut Shakey, een mobiele robot die leert omgaan met veranderende omstandigheden in een ruimte waarbinnen hij zich beweegt. Een mijlpaal in de ontwikkeling van AI en een platform waarop toekomstige complexere algoritmen worden gebouwd. Voor de robots van nu zeer van waarde, want veel functies van de robots hebben kunstmatige intelligentie nodig om tot wasdom te komen. Denk aan navigatie, gezichts-, spraak- en emotieherkenning, of gespreksinteractie. Dit zijn noodzakelijke functies die we verwachten van robots, juist in de zorg.

Robot slimmer dan de mens?
In de jaren negentig worden computers steeds krachtiger en kunstmatige intelligentie steeds slimmer. IBM leert supercomputer Deep Blue schaken. In 1997 verslaat Deep Blue wereldkampioen Garri Kasparov met schaken. Wederom een mijlpaal in kunstmatige intelligentie. Door de exponentiële ontwikkeling van technologie nemen capaciteit en snelheid van computers in de jaren erna in rap tempo toe. We noemen dit ook wel de Wet van Moore. Aan het eind van de jaren negentig is de rekenkracht compact genoeg om AI-gebaseerde programma's op robots te kunnen installeren. Een grote ontwikkeling, omdat robots nu complexere taken die te gevaarlijk zijn voor mensen, kunnen oppakken. In 1997 gaat de zelfrijdende rover Sojourner zelfs waar geen mens ooit is geweest: Mars. Hij verkent drie maanden lang (zelfstandig) de planeet. Zulke vergelijkbare rovers lijken ook op aarde onmisbaar. Zo maken ze vandaag de dag bommen onschadelijk. Verder helpt kunstmatige intelligentie vliegende voertuigen als drones om lange afstanden af te leggen doordat ze tussentijds op veranderingen kunnen reageren. Verder brengen drones bloed naar onbereikbare plekken in Rwanda. Ook worden drones ingezet in het leger om missies te voltooien: een nieuwe vorm van robot-oorlogsvoering waarmee ook onze aandacht voor de negatieve kant van robots en kunstmatige intelligentie wordt gevraagd. In 1950 stelde SF-schrijver Isaac Asimov overigens in zijn boeken een morele code voor robots op die tot op de dag van vandaag veel invloed zal hebben op hoe wij denken over robots. De wetten van de robotica zijn namelijk expliciet ingebouwde, dwingende gedragsregels. Het gedrag dat hieruit voortvloeit, zoals het beschermen van menselijk leven, staat onvoorwaardelijk boven elk ander gedrag.

Robot als trouwe metgezel
Een hele andere kant van robots is de rol van waardevolle metgezel. Vooral in Japan ontwikkelt deze rol van robots zich de afgelopen decennia in rap tempo. Dit vindt zijn oorsprong in de oude Shinto-leer (Japanse religie) waarbij mensen geloven dat gemaakte objecten menselijke geesten kunnen bevatten. Japanse ontwikkelaars gebruiken kunstmatige intelligentie om vriendelijke en meer responsieve robots te maken. Zoals Asimo: Honda's humanoïde robot. Voor het eerst ontwikkeld in 2000. De robots zijn in eerste instantie ontworpen om mensen te helpen omgaan met eenzaamheid. In 2013 wordt Toyota's humanoïde robot Kirobo naar het ISS gelanceerd als gezelschap voor zijn vriend de astronaut. Ze zitten samen 18 maanden in een baan om de aarde en delen alles.

Emoties beter te begrijpen
Ondanks dat robots kunstmatig intelligent zijn, hebben ze geen gevoelens of empathisch vermogen zoals wij dat hebben. Maar ze kunnen mensen wel leren om emoties beter te begrijpen. Robots kunnen bijvoorbeeld kinderen met autisme helpen en hen leren emotionele reacties te herkennen en uit te drukken. Mensen wenden zich wereldwijd steeds vaker tot robots voor emotionele steun. Japan loopt voorop met meer dan 300.000 gezelschapsrobots. Robots helpen om te zorgen voor de ouderen, geven kinderen les en vallen in voor afwezige ouders. Geautomatiseerde metgezellen vervangen ook de behoefte aan partners. Sinds 2016 kozen bijna 4.000 mannen in Japan ervoor om te trouwen met robothologrammen. Dankzij de toepassing van nieuwe kunststoffen kunnen ontwerpers tegenwoordig bijzonder levensechte robots maken die AI gebruiken om te praten en maken dat robots soms bijna niet van echt te onderscheiden zijn.

Mede met dank aan Netflix

26 augustus 2020 - Xenia Kuiper/ ICT&health